donderdag, december 28, 2006


De God van Einstein


Einstein gebruikte het woord 'God' nog al eens in de betekenis van 'de schepper/de natuur'. Ik vond dat zelf een leuk gebruik. Je doet alsof je in God gelooft, maar ondertussen gebruik je 'God' in een beperkte betekenis.

Uit een stukje in Time van 6 november 2006, p. 30-31, getiteld Faith in Figures zie ik nu dat die opvatting ook weer niet zo bijzonder is. De meeste Amerikanen geloven in God. Als ik de percentages goed optel een 94%. Maar 24% van alle Amerikanen gelooft in een 'Distant God'. Een God die niet interacteert met de wereld en die niet boos is. God is meer een kosmische kracht die de wetten van de natuur in beweging zette. Ik had het zelf bijna niet beter kunnen formuleren.

De andere Godsopvattingen van de Amerikanen zijn:
- de Autoritaire God (31%). Deze bemoeit zich diepgaand met het dagelijkse leven en met de wereldgebeurtenissen. God is boos over zonde en kan de ongelovigen e.d. straffen. Een soort Bush dus. Zich overal mee bemoeien zodat er tenslotte een gigantische zooi ontstaat. Misschien wel een vrij realistische Godsopvatting dus.

- de Barmhartige (Benevolent) God (23%). Deze is ook diep betrokken bij de dagelijkse gang van zaken maar is overwegend een positieve kracht die terughoudend is met straf.

- de Kritische God (16%). Deze interacteert niet echt met de wereld maar is wel ongelukkig met de gang van zaken, tenslotte zal hij goddelijke rechtvaardigheid uitoefenen. Eigenlijk dus een selectieve God. Alleen de goeien mogen tenslotte blijven.

De Autoritaire God wordt aangehangen door 53% van de Afrikaanse Amerikanen en door 56% van de mensen die sterk geloven dat God een 'hij' is.

De Barmhartige God wordt door jongeren onder de 30 niet meer aangehangen. Nog maar 13% in deze groep gelooft in die Barmhartige God.

De Afstandelijke God wordt vooral aangehangen (37%) door huishoudens met een inkomen van meer dan $100.000,-- per jaar. Verder gelooft 42% van de Amerikaanse Joden in deze God.

De aanhang van deze Goden is ook geordend op politieke items.
1. Abortus is altijd verkeerd: 23%, 17%, 5%, 2%.
2. De oorlog in Irak is gerechtvaardigd: 63%, 47%, 38%, 29%.
3. Vertrouw president Bush veel: 32%, 23%, 12%, 9%.
De volgorde van de groepen/percentages is: autoritaire God, barmhartige God, kritische God, afstandelijke God.

De aanhangers van de Afstandelijke God vinden dus niet automatisch abortus altijd verkeerd, ze vinden de oorlog in Irak overwegend niet gerechtvaardigd en ze hebben een minimaal vertrouwen in Bush.


zondag, december 10, 2006


Verplichte CITO-toets: goed plan?


Volgens het plan van minister van onderwijs Maria van der Hoeven zouden vanaf 2008 alle basisscholen verplicht moeten deelnemen aan een eindtoets zoals de CITO eindtoets basisonderwijs.

Dit lijkt Leo Prick in NRC Handelsblad van 9 december 2006, p. 49, Leerling of school, een goed plan. Hij ziet twee redenen:
1. omdat zwakke leerlingen nu vaak niet meedoen aan de toets; de resultaten van een school worden daardoor mooier voorgesteld dan ze zijn;
2. ouders en instanties als de onderwijsinspectie moeten in staat zijn zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van de school.
(Ik weet niet of ik zijn tweede reden goed weergeef, want in zijn stukje blijft die tweede reden wat onduidelijk.)

Gerrit Staphorsius van het CITO is het niet met Prick eens. Die vindt dat je scholen niet op alleen de toetsscores kunt vergelijken. Prick geeft hem de prijs voor de meest onzinnige argumentatie.

Ook Ton Duif van de Algemene Vereniging van Schoolleiders is tegen omdat de score van de school in hoge mate afhangt van de achtergrond van de leerlingen. Maar Prick vindt dit geen deugdelijk argument omdat scholen altijd worden vergeleken met een vergelijkbare leerlingenpopulatie.

Ik denk dat Leo Prick het probleem niet helemaal begrijpt. De score op de CITO Eindtoets Basisonderwijs van een school wordt voor 90% bepaald door het niveau van de leerlingen en voor slechts 10% door de inspanningen van de school. Je hebt dus scholen die ontzettend goed scoren, maar daar in werkelijkheid niets voor doen en in feite beroerde scholen zijn en je hebt uitermate laag scorende scholen die zich het vuur uit de sloffen lopen en toch in de volstrekt slechte groep eindigen. De verschillen tussen 'goede'en slechte 'scholen' zijn statistisch gezien gigantisch, die verschillen hebben alleen vrijwel niets van doen met de kwaliteit van de school.

Natuurlijk kun je proberen te corrigeren voor het niveau van de leerlingen. Het probleem daarbij is dat je dat niveau bepaalt via de SES, de sociaal-economische status van de ouders. Die bepaling is vrij ruw. Ouders met dezelfde SES kunnen een slim kind hebben, maar ook heel goed een uitermate dom kind. Verder kunnen ouders met dezelfde SES ontzettend verschillen. Die SES-score is dus nog al onbetrouwbaar maar wel volstrekt bepalend voor de uitkomst van je vergelijking.

Een tweede mogelijkheid zou zijn kinderen bij het binnenkomen van de basisschool, in b.v. groep 3, te toetsen. Maar dan zou je enerzijds ook die toets verplicht moeten stellen en ook dit is weer niet betrouwbaar omdat je op die leeftijd gewoon nog niet goed betrouwbaar kunt meten (de resultaten fluctueren nogal per afname).

De CITO eindtoets is een goede voorspeller van hoe leerlingen het in het vervolgonderwijs zullen doen, maar het is dus niet een goede toets om het onderwijs van de basisschool mee te evalueren. En dat is precies wat Ton Duif en Gerrit Staphorsius proberen te vertellen.

Er is nog een ander probleem. Op het moment dat je scholen gaat beoordelen op de score van hun individuele leerlingen maak je zwakke leerlingen het leven onmogelijk. Een zwakke leerling vergt extra begeleiding en levert extra gezeur. Daar zit een school niet op te wachten. Maar wanneer je vervolgens die school ook nog eens gaat straffen voor het aannemen van die zwakke leerling met een lagere beoordeling, kan die zwakke leerling mooi vertrekken naar het speciaal onderwijs. Dat is niet alleen duur, we weten ook dat het daar met die zwakke leerling nooit meer echt goed komt.

Geen goed plan dus!


donderdag, december 07, 2006


Ongrijpbaar bewustzijn?


Sommige dingen veranderen nooit. Een van die dingen is de eindeloze discussie over bewustzijn. Over een tijd is Nederland verdwenen onder de golven van de gestegen Noordzee. Maar ook dan zal er nog steeds eindeloos gepraat en gezeurd worden over bewustzijn. Wat is het? Hoe kunnen we het begrijpen? Hoe onstaat het? Wie heeft het?

"Het zijn grote, nog altijd open vragen. Twintig Nederlandse psychologen, filosofen en hersenonderzoekers schaarden zich op 16 november in Amsterdam rond Paul Churchland om erover na te denken. De gerenommeerde neurofilosoof van de Universiteit van Californië in San Diego was hier op uitnodiging van de faculteit Psychologie van de Universtiteit van Amsterdam." Aldus het begin van een artikel van 3/4 bladzijde in de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad van 2 december 2006 (p. 47). Het artikel is geschreven door Niki Korteweg en getiteld: Alles bewust.

Dat een krant als NRC Handelsblad zo'n artikel opneemt, verbaast me niet. Ze publiceren wel vaker wat vage verhalen. Maar waarom moet dat nu uitgerekend in de wetenschapsbijlage en waarom moet daar dan ook nog eens 3/4 bladzijde voor worden uitgetrokken. En dat uitgerekend een faculteit Psychologie niet verder komt dan het uitnodigen van een filosoof als we het over hersenen en bewustzijn willen hebben, vertelt ook wel iets over het Amsterdamse peil.

Wat is mijn bezwaar tegen zo'n artikel? Mijn voornaamste probleem is dat het eigenlijk nergens over gaat. Bewustzijn is een vage term. De een verstaat er dit onder, de ander dat en vaak is het zelfs helemaal niet duidelijk dat mensen er echt een concrete betekenis bij hebben. Ze kletsen maar wat, omdat ze graag sociaal mee willen doen. Verder bevat het artikel ook niet echt iets informatiefs. Je vraagt je zelfs af of Churchland wel de meest basale zaken van het brein echt begrepen heeft. Wat erin staat, wisten we 50 jaar geleden ook al.

Het artikel vermeldt: "Het is moeilijk een overkoepelende theorie op te stellen voor iets waar geen goede definitie van is. Maar Churchland (64) probeert precies dat." Het klinkt leuk, maar in feite is het grote onzin. Je kunt niet een theorie opstellen voor iets dat er niet is. Laat staan een 'overkoepelende' theorie. The General Theory for Ghosts. Zoiets. Dat wil dus niet. Net zo min als dat je een landkaart kunt ontwerpen voor het land Fantasia. Ja, je kunt hem wel ontwerpen, maar het blijft fantasie. Je kunt hem nooit toetsen.

Boven het bureau van mijn zoon hangt een grote plattegrond. Het is de plattegrond van een enorme Amerikaanse stad die niet echt bestaat. Hij bestaat alleen in een computerspel. Maar die plattegrond kun je toetsen. Op punten waar het computerspel afwijkt van de plattegrond weet je dat er iets niet klopt.

Filosofen vinden zulke verhandelingen over niet goed gedefinieerde begrippen heerlijk. Het klinkt allemaal heel intelligent, maar het is het niet.

En toch is het ook wel weer interessant. "Churchland schreef een stapel filosofische boeken en artikelen over hersenen en geest, materie en bewustzijn..." Het orakel orakelt ongehinderd door. Alles volstrekt ontoetsbaar. Het grote publiek zwijmelt erbij. Als we uitgekeken zijn op de waarden en normen van Jan Pieter kunnen we een gewichtig gezicht trekken bij het bewustzijn van Churchland. Toch een soort vooruitgang, misschien. Maar echt verder komen, doen we op die manier niet.

Ondertussen heeft hij een blijde boodschap voor de wereld zoals het een goede prediker betaamt. Want wanneer we allemaal een diepgaand begrip hebben van de werking van het brein, zal er een heerlijke nieuwe wereld voor ons opengaan. "We zullen weten hoe we onze kinderen beter kunnen onderwijzen, hoe we emoties van anderen beter kunnen herkennen. Het zal ons een dieper inzicht in elkaar geven, en maken dat we socialer, liefdevoller, zachtaardiger en begripvoller zullen zijn." En dan voegt hij er nog aan toe: "Tenminste, dat hoop ik."

Elementaire zaken over de hersenen (centrale zenuwstelsel) die ik b.v. mis in het artikel, is dat de hersenen primair een complexe input bewerken tot een complexe output. Het is het stuurorgaan. De biologie is op dit punt heel duidelijk.

Een tweede belangrijk punt dat je niet in ieder biologieboek vindt, is dat hersenen zo in elkaar moeten zitten, dat ze gegeven een bepaalde input altijd de meest optimale output (volgens een of ander criterium) leveren. Anders ga je met je besturing de verkeerde kant op. Dit tweede punt is nooit perfect oplosbaar. Het blijven allemaal benaderingen en oplossingen die in de praktijk redelijk en soms zelfs erg goed werken. Maar verder is er voor het brein eigenlijk niets te doen. Dat is waar het voor gemaakt is, dat is wat het vrij goed doet en meer hoeft het niet te doen. Het optimaliseert de output gegeven een bepaalde input. Kortom: basis cybernetica.

De implicaties van dit tweede principe zijn gigantisch en voor ons mensen erg moeilijk te vatten. De natuur heeft ons zo in elkaar geflanst dat we dit eigenlijk niet kunnen en willen begrijpen. Laat ik een simpel voorbeeld geven. Een getuige krijgt bij de rechtbank een vraag voorgelegd. Dat is de input of tenminste een belangrijk stukje daarvan. Het antwoord van die getuige is alleen maar de geoptimaliseerde bewerking van die input. Weinig reden dus voor filosofische begrippen als herinnering, waarheid, betrouwbaarheid.

Misschien is wel het enige bijzondere aan hersenen dat ze zo complex zijn en zo veel energie verbruiken voor een taak die in beginsel zo simpel is. Kennelijk vindt de natuur dit besturingsprobleem maar lastig om simpel op te lossen althans bij mensen.