zondag, december 10, 2006


Verplichte CITO-toets: goed plan?


Volgens het plan van minister van onderwijs Maria van der Hoeven zouden vanaf 2008 alle basisscholen verplicht moeten deelnemen aan een eindtoets zoals de CITO eindtoets basisonderwijs.

Dit lijkt Leo Prick in NRC Handelsblad van 9 december 2006, p. 49, Leerling of school, een goed plan. Hij ziet twee redenen:
1. omdat zwakke leerlingen nu vaak niet meedoen aan de toets; de resultaten van een school worden daardoor mooier voorgesteld dan ze zijn;
2. ouders en instanties als de onderwijsinspectie moeten in staat zijn zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van de school.
(Ik weet niet of ik zijn tweede reden goed weergeef, want in zijn stukje blijft die tweede reden wat onduidelijk.)

Gerrit Staphorsius van het CITO is het niet met Prick eens. Die vindt dat je scholen niet op alleen de toetsscores kunt vergelijken. Prick geeft hem de prijs voor de meest onzinnige argumentatie.

Ook Ton Duif van de Algemene Vereniging van Schoolleiders is tegen omdat de score van de school in hoge mate afhangt van de achtergrond van de leerlingen. Maar Prick vindt dit geen deugdelijk argument omdat scholen altijd worden vergeleken met een vergelijkbare leerlingenpopulatie.

Ik denk dat Leo Prick het probleem niet helemaal begrijpt. De score op de CITO Eindtoets Basisonderwijs van een school wordt voor 90% bepaald door het niveau van de leerlingen en voor slechts 10% door de inspanningen van de school. Je hebt dus scholen die ontzettend goed scoren, maar daar in werkelijkheid niets voor doen en in feite beroerde scholen zijn en je hebt uitermate laag scorende scholen die zich het vuur uit de sloffen lopen en toch in de volstrekt slechte groep eindigen. De verschillen tussen 'goede'en slechte 'scholen' zijn statistisch gezien gigantisch, die verschillen hebben alleen vrijwel niets van doen met de kwaliteit van de school.

Natuurlijk kun je proberen te corrigeren voor het niveau van de leerlingen. Het probleem daarbij is dat je dat niveau bepaalt via de SES, de sociaal-economische status van de ouders. Die bepaling is vrij ruw. Ouders met dezelfde SES kunnen een slim kind hebben, maar ook heel goed een uitermate dom kind. Verder kunnen ouders met dezelfde SES ontzettend verschillen. Die SES-score is dus nog al onbetrouwbaar maar wel volstrekt bepalend voor de uitkomst van je vergelijking.

Een tweede mogelijkheid zou zijn kinderen bij het binnenkomen van de basisschool, in b.v. groep 3, te toetsen. Maar dan zou je enerzijds ook die toets verplicht moeten stellen en ook dit is weer niet betrouwbaar omdat je op die leeftijd gewoon nog niet goed betrouwbaar kunt meten (de resultaten fluctueren nogal per afname).

De CITO eindtoets is een goede voorspeller van hoe leerlingen het in het vervolgonderwijs zullen doen, maar het is dus niet een goede toets om het onderwijs van de basisschool mee te evalueren. En dat is precies wat Ton Duif en Gerrit Staphorsius proberen te vertellen.

Er is nog een ander probleem. Op het moment dat je scholen gaat beoordelen op de score van hun individuele leerlingen maak je zwakke leerlingen het leven onmogelijk. Een zwakke leerling vergt extra begeleiding en levert extra gezeur. Daar zit een school niet op te wachten. Maar wanneer je vervolgens die school ook nog eens gaat straffen voor het aannemen van die zwakke leerling met een lagere beoordeling, kan die zwakke leerling mooi vertrekken naar het speciaal onderwijs. Dat is niet alleen duur, we weten ook dat het daar met die zwakke leerling nooit meer echt goed komt.

Geen goed plan dus!